Bijkomende straffen uitgesproken voor gedetineerden die opdracht gaven auto van cipier Leuven-centraal in brand te steken
De correctionele rechtbank van Tongeren heeft zware bijkomende straffen uitgesproken in de zaak rond brandstichting aan de woning van een cipier van Leuven-centraal uit Limburg. Twee gedetineerden, Jurgen B. en Noah N., krijgen samen een extra gevangenisstraf van 54 maanden en vier jaar omdat zij vanuit de gevangenis opdracht gaven tot de brandstichting.
Ook de tussenpersoon en de twee uitvoerders van de feiten werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, waarvan de helft met uitstel. De vriendin van één van de brandstichters werd vrijgesproken omdat niet kon bewezen worden dat zij op de hoogte was van de plannen.
De feiten gaan terug tot oktober 2024. Jurgen B. (31), die eerder al tot dertig jaar cel was veroordeeld voor het doodslaan van de 75-jarige Raymond Vantournhout op de parking van het Middelheimziekenhuis, zat toen opgesloten in de gevangenis van Leuven-centraal. Hij deelde er een cel met Noah N.

Op 4 oktober kregen de twee het aan de stok met een cipier uit Heers tijdens een celcontrole, waarbij persoonlijke spullen beschadigd raakten. B. liet daarbij uitschijnen dat hij wist waar de cipier woonde. Via de telefoon van zijn celgenoot werd een 21-jarige jeugdvriend gecontacteerd met de opdracht om de wagen van de cipier in brand te steken.
De tussenpersoon verspreidde die opdracht via Snapchat en vond twee twintigers die bereid waren de brandstichting uit te voeren. Op 23 november 2024 reden zij, samen met een minderjarige en de vriendin van één van hen, naar de woonplaats van de cipier in het Limburgse Heers. Onderweg stopten ze aan een benzinestation in Heverlee om een jerrycan met diesel te vullen. De vriendin, die eerder die dag was teruggekeerd uit Parijs, kreeg te horen dat ze onderweg waren om een vriend met autopech te helpen.
In Heers probeerde een 21-jarige man uit Erpe-Mere met moeite de wagen van de cipier in brand te steken. Hij liet ook een dreigbrief achter waarin werd aangekondigd dat ze zouden terugkeren als de cipier in Leuven-centraal zou blijven werken. De brandstichter filmde het brandende voertuig en stuurde de beelden door naar de opdrachtgever, die op zijn beurt B. en Noah N. in de gevangenis op de hoogte bracht. B. werd na de brandstichting overgeplaatst naar de gevangenis van Hasselt. Ook tijdens zijn transport en verblijf daar bleef hij de cipier en zijn collega’s bedreigen. De gehuurde wagen van de daders werd opgespoord via camerabeelden van een nabijgelegen bedrijf. Dankzij de traceergegevens van de huurauto kon de afgelegde route worden gereconstrueerd en konden de betrokkenen geïdentificeerd worden.
De rechtbank oordeelde dat de feiten getuigen van ernstige intimidatie tegen het gevangenispersoneel en legde daarom zware straffen op.
